Lokalen en werkruimten
Lokalen en werkruimten voor natuurwetenschappen moeten geschikt te zijn voor de activiteiten die daarin plaatsvinden. Er moet veilig en gezond gewerkt kunnen worden. Dat betekent dat, passend bij die activiteiten, preventieve en repressieve maatregelen getroffen zijn voor wat betreft inrichting van de ruimte en de aanwezige veiligheidsvoorzieningen. Denk bij inrichting aan een zodanige opstelling van tafels dat deze de vluchtroute niet blokkeren en bij voorzieningen aan een zuurkast, nooddouche, brandblusdeken, . . . etc.
In principe zijn de uitkomsten van de RI&E leidend voor de eisen die aan de inrichting en uitvoering van lokalen en werkruimten voor natuurwetenschappen gesteld moeten worden. In het voortgezet onderwijs zijn minimale normen voor de inrichting en uitvoering lokalen en werkruimten van kracht. Deze zijn opgenomen in de Arbocatalogus-VO.
LET OP! In de Arbocatalogus-VO zijn de minimumeisen die aan lokalen gesteld worden min of meer logisch over 20 normen verdeeld. Zo staan eisen over het gebruik van een zuurkast bij de norm 'Scheikundelokaal – Practica'. Deze eisen gelden natuurlijk ook voor vergelijkbare practica bij biologie of natuurkunde. Minimumeisen voor binask lokalen moeten altijd in samenhang bekeken worden met de eisen die opgenomen zijn bij andere relevante normen. Zoals die voor elektra en gas in de norm 'Elektriciteit en gas in de school' of 'Vaklokaal - Algemene eisen'.
Idealiter is in iedere ruimte een blad met voorschriften of regels beschikbaar, bijvoorbeeld op een publicatiebord, over hoe te handelen bij gevaarlijke situaties in die ruimte. Die voorschriften of regels gaan in ieder geval over de apparatuur en de stoffen waarmee wordt omgegaan in die ruimte.
Voor de gebruiker is duidelijk waar de veiligheidsvoorzieningen zijn, bijvoorbeeld ingetekend op plattegrond (bijvoorbeeld schaal 1:50). Deze plattegrond bevat:
- de vluchtwegen met de looprichting;
- instructies bij melding van ongevallen en namen van hulpverleners;
- instructies voor het ontruimen van het gebouw, incl. vluchtwegen, . . . etc.;
- de plaats van de vereiste repressieve middelen zoals brandblusser, branddeken, zand, douche, oogwasfles(sen) en oogdouche, noodstop elektriciteit (bijlage Eisen aan lokalen en inrichting en Eisen t.a.v. veiligheid);
- een gemarkeerde route naar de repressieve voorzieningen met de daarvoor geldende symbolen;
- de plaats van de centrale afsluiters voor gas, water en elektriciteit;
- de normale plaats van de meubels (geen rij mag eindigen tegen een wand).