MENU

Regelgeving dierlijke bijproducten

Let op: het advies op deze pagina is gewijzigd op 28 november 2023. Dit betekent dat snijafval benoemd mag worden als Categorie 3 afval en daarmee met de plaatselijke afvalverwerker meegegeven mag worden, mits deze de juiste certificaten heeft (zie hiervoor bovenliggend advies).

 

Wet Dieren

De Wet Dieren beschrijft onder meer hoe kadavers en dierlijk restmateriaal uit of uit het oogpunt van volks –en dierengezondheid moeten worden vernietigd. De kadavers moeten worden aangeboden aan Rendac. Daarnaast beschrijft de Wet Dieren dat kadavers na voorbewerking bij een destructiebedrijf dienen te worden vernietigd.

De ‘kadaverclaim’

De Wet Dieren schrijft voor dat de kosten van destructie volledig in rekening worden gebracht bij de aanbieders. Voorafgaand aan ieder nieuw jaar stelt Rendac een begroting op van de kosten voor het ophalen, verwerken en vernietigen van kadavers. Uit deze procedure, het vaststellingstraject genoemd, komt uiteindelijk de totale som van deze kosten, de zogenaamde ‘kadaverclaim’.

Bovenstaande is de uitvoering van onderstaande regelgeving.

 

Dierlijke bijproducten (DBP) regelgeving

VERORDENING (EG) nr. 1069/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 21 oktober 2009

tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten)

URL: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2009:300:0001:0033:NL:PDF

Hieronder een kleine samenvatting op hoofdzaken van de verordening:

Dierlijke bijproducten worden gedefinieerd als hele kadavers of delen van dieren of producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke consumptie bestemd zijn, met inbegrip van eicellen, embryo's en sperma.

Dierlijke bijproducten worden ingedeeld in 3 categorieën, die lopen van 1 (meest gevaarlijk) tot 3 (minst gevaarlijk).

Categorie 1 materiaal

De dierlijke bijproducten in deze categorie staan in artikel 8 van de Europese Verordening nr. 1069/2009

In het kort gaat het om dierlijke bijproducten die:

  • een risico vormen door een overdraagbare encefalopathie (BSE/TSE);
  • gespecificeerd risicomateriaal;
  • verboden stoffen bevatten zoals hormonen;
  • residuen bevatten van milieuverontreinigende stoffen zoals dioxines en PCB’s;
  • dode gezelschapsdieren;
  • wilde dieren waarvan wordt vermoed dat zij met op mens of dier overdraagbare ziekten zijn besmet;
  • proefdieren; en keukenafval van internationale middelen van vervoer zoals vliegtuigen en schepen;
  • dieren en delen van dieren, die niet voor menselijke consumptie zijn geslacht of gedood, maar op een andere manier zijn gestorven, waaronder dieren, die ter bestrijding van ziekten zijn gedood
  • foetussen
  • oocyten, embryo’s en sperma die niet voor fokdoeleinden zijn bestemd.
  • in de schaal gestorven pluimvee.

De mogelijkheden in het gebruik en de verwijdering van categorie 1 materiaal zijn opgenomen in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Categorie 2 materiaal

De dierlijke bijproducten in deze categorie staan in artikel 9 van de Europese Verordening nr. 1069/2009.

In het kort gaat het onder andere om:

  • mest en de inhoud van het maag-darmkanaal;
  • slib van slachthuizen;
  • dierlijke producten uit derde landen die niet voldoen aan de invoereisen van de Europese Unie;
  • dierlijke producten die residuen bevatten van diergeneesmiddelen;
  • dieren die anders dan door slachting, voor menselijke consumptie sterven of gedood worden. Bijvoorbeeld bepaalde kadavers van boerderijen of dieren die gedood worden om dierziekte te bestrijden;
  • dierlijke bijproducten die niet onder categorie 1- of categorie 3-materiaal vallen. Bijvoorbeeld bedorven voedingsmiddelen of vlees dat bij de keuring tijdens het slachten ongeschikt is verklaard voor humane en dierlijke consumptie.

De mogelijkheden in het gebruik en de verwijdering van categorie 2 materiaal zijn opgenomen in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

Categorie 3 materiaal

De dierlijke bijproducten in deze categorie staan in artikel 10 van de Europese Verordening nr. 1069/2009.

In het kort gaat het om:

  • dieren die geslacht zijn in een slachthuis en na een inspectie overeenkomstig EU-wetgeving zijn goedgekeurd, maar om commerciële redenen niet voor humane consumptie geschikt zijn;
  • rauwe melk van gezonde dieren;
  • in volle zee gevangen vis voor de productie van vismeel;
  • hoeven, haren, veren, horens van dieren goedgekeurd voor humane consumptie;
  • karkassen en bepaalde delen van hetzij dieren die in een slachthuis zijn geslacht en na een keuring voor het slachten geschikt zijn verklaard om voor menselijke consumptie te worden geslacht, hetzij karkassen en bepaalde delen van wild dat overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie is gedood: karkassen en delen van dieren die overeenkomstig de communautaire wetgeving voor menselijke consumptie ongeschikt zijn verklaard, maar die geen symptomen van op mens of dier overdraagbare ziekten vertoonden;
  • dierlijke bijproducten die ontstaan bij de productie van voor menselijke consumptie bestemde levensmiddelen;
  • voormalige voedingsmiddelen, bijvoorbeeld voedingsmiddelen waarvan de exploitant besluit ze niet meer voor humane consumptie te bestemmen;
  • keukenafval en etensresten die niet afkomstig zijn van internationale middelen van vervoer.

De mogelijkheden in het gebruik en de verwijdering van categorie 3 materiaal zijn opgenomen in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 1069/2009.

De mogelijkheden in het gebruik en de verwijdering van categorie 3 materiaal komen overeen met die van categorie 2 materiaal, mits het niet gebruikt wordt als bemesting of vervoedering. Dit conform regelgeving beschreven in artikel 35 en 45 van de Europese Verordening nr. 1069/2009.